In maart 2025 zijn de resultaten van het CLAIRE-project gepubliceerd in het rapport ‘Comparison of Long-Term Air Pollution Exposure from Mobile and Routine Monitoring, Low-Cost Sensors, and Dispersion Models’. In hoofdstuk 5.2 staan de sensoren beschreven. 

De belangrijkste conclusies uit het rapport zijn: 

  • De verschillende methodes (modellen) om luchtkwaliteitskaarten te maken komen redelijk tot goed overeen, het absolute niveau en het ruimtelijke contrast verschillen wel per model. 
  • Het gebruik van verschillende modellen leidde tot vergelijkbare conclusies over de relatie tussen luchtkwaliteit en gezondheidseffecten. Wel verschilde de mate van invloed van de luchtkwaliteit op de gezondheid tussen modellen. 
  • Het toevoegen van de NO2 sensormetingen in een model dat referentiemetingen en modellering combineert, leidde niet tot verbetering van luchtkwaliteitskaarten. Daarvoor was de onzekerheid van deze sensoren nog steeds te groot. Wel konden de sensoren het dagelijkse patroon goed onderscheiden. Zie bijvoorbeeld het verschil tussen week- en weekenddagen in figuur 1.
Figuur 1: Wekelijks (boven) en dagelijks (onder) patroon van NO2-concentraties voor de periode 2 oktober 2021 tot 31 maart 2022, gebaseerd op alle sensoren (grijze lijnen).

Figuur 1: Wekelijks (boven) en dagelijks (onder) patroon van NO2-concentraties voor de periode 2 oktober 2021 tot 31 maart 2022, gebaseerd op alle sensoren (grijze lijnen).

Onderzoek naar luchtkwaliteit en gezondheid

Samen met 100 vrijwilligers hebben we de kwaliteit van goedkope sensoren voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof onderzocht. Het sensorkastje werd speciaal ontwikkeld voor dit project. In het sensorkastje zaten twee verschillende fijnstofsensoren, de Nova Fitness SDS11 en de Sensirion SPS30, en een stikstofdioxide sensor, de Alphasense B43F. Naast sensormetingen gebruikten we de officiële stations-metingen van het Luchtmeetnet en luchtkwaliteitsmodellen. Deze gegevens voegden we samen om te zien of we een schatting konden maken van de fijnstof- en stikstofconcentraties. Samen met het IRAS hebben we deze schatting vervolgens vergeleken met andere methodes om de concentraties te bepalen.

Daarnaast hebben we gekeken of de sensoren in combinatie met berekeningen de luchtkwaliteitskaarten konden verbeteren en hoe deze zich verhielden tot andere methodes om luchtkwaliteitskaarten te maken. Deze gegevens zijn vervolgens gebruikt om te onderzoeken of ook de gezondheidseffecten van de blootstelling voor deze methodes hetzelfde is. 

Veel animo vanuit Samen Meten deelnemers

Voor het CLAIRE project zochten wij 100 vrijwilligers om voor een halfjaar een sensorkastje op te hangen. We waren heel blij met de ruim 450 aanmeldingen, al betekende dit wel dat we veel mensen hebben moeten teleurstellen. Tussen oktober 2021 en maart 2023 is er tweemaal op vijftig locaties gemeten. De locaties die we hebben geselecteerd, waren plekken waar we veel stikstofdioxide verwachtten, maar ook waar we juist weinig verwachtten en ook ertussen in. De uitdaging zat in het maken van de juiste mix. De vrijwilligers konden hun metingen bekijken op het Samen Meten dataportaal en zo  de concentraties fijnstof en stikstofdioxide in hun eigen omgeving zien. In Figuur 2 staan de sensorlocaties en de gemeten concentraties van de eerste 50 meetlocaties.

Figuur 2: Kaart van de gemiddelde PM2.5-concentraties (μg/m3) voor de periode 2 oktober 2021 tot 31 maart 2022, gebaseerd op alle sensoren (stipjes) en hun dichtstbijzijnde referentiestations (stipjes met een vierkant eromheen).

Figuur 2: Kaart van de gemiddelde PM2.5-concentraties (μg/m3) voor de periode 2 oktober 2021 tot 31 maart 2022, gebaseerd op alle sensoren (stipjes) en hun dichtstbijzijnde referentiestations (stipjes met een vierkant eromheen).

Over CLAIRE

CLAIRE is de afkorting voor Comparison of Long-term AIR pollution Exposure assessment methods. Het CLAIRE-project is een samenwerking tussen het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht. CLAIRE is mede gefinancierd door het Health Effects Institute (HEI). Het project liep tussen 2021-2025.